Over een paar weken gaat Rolf Nijman met pensioen na 41 jaar als leraar in het voortgezet onderwijs gewerkt te hebben. Zo heeft hij als docent voor een klas verschillende tijdperken meegemaakt, dus van de tijd zonder internet in de jaren 80 tot aan het gebruik van kunstmatige intelligentie in de klassen. Zo is de verandering duidelijk, en niet alleen voor de leerlingen in de klas, maar ook voor de studenten die nu de lerarenopleiding volgen. ‘Je gaat veel meemakenʼ, aldus Rolf. 

In september 1984 had Rolf zijn allereerste les op een middelbare school in Hilversum. Het was niet altijd zijn doel geweest om een docent te worden, en toch bleek hij er veel passie voor te hebben. ‘Ik wilde eerst dierengeneeskunde studeren, maar in het vierde jaar van VWO kwam ik erachter dat scheikunde en natuurkunde niet mijn beste vakken warenʼ. 

Rolf heeft de lerarenopleiding in Amsterdam gedaan met drie bevoegdheden. ‘Mijn drie bevoegdheden zijn voor de vakken Nederlands, geschiedenis en dramaʼ. Hij begon daarna ook met een universitaire studie Geschiedenis, maar hij heeft die studie niet afgemaakt. Er was een enorme jeugdwerkloosheid in de jaren tachtig. Het was daardoor voor jongeren moeilijk om na hun studie een baan te vinden plus grote bezuinigenop het salaris. ‘Ik ging samen met een vriend naar het arbeidsbureau, en toen waren wij beiden 25 jaar. De persoon achter de balie zei toen dat wij met pensioen mochten want er was letterlijk geen werk voor onsʼ. Dit was de Generatie X, en het stond bekend als de verloren generatie of de nix- generatie. Het was de generatie na de babyboomgeneratie. Het was voor de meeste jongvolwassenen toen een slechte start voor hun carrières, maar uiteindelijk is het goed gekomen, ook met Rolf. 

Drie scholen rond met een doos 

‘Ik kwam via via aan een invalsbaantje als docent in Hilversum. Ik woonde toen nog in Amsterdam. Rolf wist zeker dat hij niet aan werk zou komen als hij zijn studie aan de universiteit zou afmaken. In 1984 begon hij als docent op drie middelbare scholen in Hilversum. ‘Ik had een doos met boeken achter in de auto staan. Zo ging ik iedere dag vanuit Amsterdam naar Hilversum, reed in de pauzes van school naar school. Dat was eerlijk gezegd pittig, maar aan de andere kant was ik allang blij met het feit dat ik werk hadʼ. Dit ging een paar jaar zo door, en op een gegeven moment gingen twee scholen van die drie fuseren waardoor Rolf op twee scholen ging werken. ‘Uiteindelijk ben ik bij het Comenius College geblevenʼ. 

De begeleiding voor leraren in opleiding is tegenwoordig veel beter dan in de jaren ʼ80. Destijds was het vooral een kwestie van zelf uitzoeken hoe het leraarschap werkte. Je moest je eigen weg vinden in het vak. ‘Daar word je wel sterk van, maar makkelijk was het niet. Er was in die tijd geen sprake van een lerarentekort. Hierdoor zagen de instanties ook weinig noodzaak om het makkelijk te maken voor de huidige docenten in opleidingʼ, aldus Rolf. 

Religie in de klas 

‘Pubers blijven pubers, maar ik durf zelfs te stellen dat ze in de jaren tachtig nog nét iets ondeugender waren dan de jongeren van nu. Tegelijkertijd waren ze vaak opvallend politiek en maatschappelijk betrokken, wat leidde tot diepgaande gesprekken in de klas, gesprekken die tegenwoordig minder vanzelfsprekend zijn. 

School speelde destijds een centrale rol in het leven van leerlingen en vormde het hart van hun sociale wereld. Er waren grote feesten, schoolkranten die echt door de leerlingen zelf werden gemaakt en vrijwel alle activiteiten vonden binnen de muren van de school plaats. De meeste leerlingen hadden geen eigen geld en richtten zich volledig op hun schooltijd.ʼ

‘In die tijd was school het middelpunt van hun bestaan, iets wat nu duidelijk is verschoven. Tegenwoordig vormt school slechts een onderdeel van het leven van jongeren, naast sportclubs, bijbanen en sociale media. In de vroege jaren tachtig bestonden er bovendien nog geen open dagen. De verzuiling was net voorbij, maar de schoolkeuze werd nog sterk bepaald door de religieuze achtergrond van de familie. Protestantse kinderen gingen vanzelfsprekend naar het Comenius College, terwijl katholieke leerlingen naar het Alberding Thijm College gingen. Ieder volgde als het ware zijn eigen pad, gestuurd door de normen en gewoonten van thuis.ʼ

‘Toen ik geschiedenis gaf, vroeg ik weleens aan mijn klas wie er elke zondag naar de kerk ging. In die tijd stak ongeveer negentig procent van de leerlingen zijn vinger op. Als ik diezelfde vraag nu zou stellen, in 2025, zou dat percentage waarschijnlijk omgekeerd zijn. Dat verschil laat goed zien hoe sterk de rol van religie in de samenleving is veranderd. Ook het klaslokaal zelf was anders ingericht dan nu. We werkten met krijtborden en witte krijtjes, terwijl tegenwoordig elk lokaal voorzien is van een digibord en vrijwel elke leerling een eigen laptop heeft. Lesmateriaal werd niet gekopieerd zoals nu, maar vermenigvuldigd met een stencilmachine, een omslachtig maar toen een gebruikelijk proces.ʼ

Brongebruik op school en werk 

Tegenwoordig is het voor leerlingen een stuk makkelijker geworden om informatie te vinden. ‘In mijn tijd was dat wel anders. De belangrijkste bron van informatie was de encyclopedie, en daar had hij een abonnement op dat behoorlijk prijzig was. Toch had je weinig keus, want of je nu een schoolopdracht moest maken of een les moest voorbereiden als docent, de encyclopedie was eigenlijk de bronʼ, aldus Rolf. 

Rolf studeerde destijds in Amsterdam. ‘Hier vertel ik graag een anekdote over. Als je een specifiek boek of een bron nodig had voor een verslag, moest je naar de universiteitsbibliotheek op het Koningsplein. Daar stond je dan in een grote zaal vol stalen kasten met laden met kartonnen kaartjes waarop titels van boeken stonden geschreven. Als je eindelijk het kaartje van het juiste boek had gevonden, liep je daarmee naar een balie. Daar gaf je het af en dan ging een medewerker, soms op rolschaatsen, de enorme kelders in om dat ene boek voor je op te zoeken. Het kon gerust een uur duren voordat je eindelijk kreeg wat je nodig had.ʼ

Tegenwoordig heb je via internet binnen enkele seconden toegang tot duizenden bronnen en artikelen. ‘Destijds kon zoʼn zoektocht je een halve dag kosten. En als je eenmaal je werk had geschreven, kon het zomaar zijn dat een docent het met rode stift afkeurde. Dan moest je opnieuw beginnen, alles overtypen op een typemachine. Nu kun je een document eenvoudig digitaal delen met collegaʼs of leerlingen, die er opmerkingen in kunnen zetten, suggesties kunnen geven of gezamenlijk kunnen werken aan de inhoud.ʼ

Een van Rolf zijn lessen in 2007

Leesvaardigheid bij leerlingen 

‘Wat ik wel jammer vind is dat de leesvaardigheid van de jongeren nu sterk is afgenomenʼ, aldus Rolf. Hij ziet hierin een duidelijke verschuiving die mede veroorzaakt is door technologische ontwikkelingen. ‘Vroeger lazen kinderen veel meer boeken. Boeken waren toen niet alleen de enige bron van informatie, maar ook een van de weinige vormen van vermaak. Televisie was er wel, maar je had slechts Nederland 1 en alleen op woensdagmiddag werden er kinderprogrammaʼs uitgezonden. Vaak was er in de buurt maar één gezin met een televisie, dus verzamelden de kinderen zich daar om samen te kijken. Voor de rest las je een boek of speelde je buiten.ʼ

‘Doordat lezen zo’n vanzelfsprekend onderdeel was van het dagelijks leven, ontwikkelden kinderen destijds een sterkere vaardigheid in begrijpend lezen.ʼ Die ontwikkeling ziet Rolf nu niet in dezelfde mate terug. Jongeren hebben tegenwoordig moeite met het begrijpen van teksten, en dat baart hem zorgen. ‘Lezen en teksten begrijpen is immers een belangrijk onderdeel van kennisoverdracht binnen het onderwijs.ʼ

Daarnaast halen jongeren hun informatie nu uit allerlei bronnen, zoals sociale media of ChatGPT. Dat maakt het leerproces korter en oppervlakkiger. ‘In plaats van stap voor stap kennis op te bouwen en te begrijpen waarom iets zo is, krijgen ze nu in een paar seconden het antwoord voorgeschoteld. Maar zonder dat proces van ontdekken en begrijpen, beklijft die kennis minder goed. Het maakt ze niet perse wijzer.ʼ

De trends bij jongeren 

Trends onder jongeren zijn van alle tijden. Ook in de jaren zeventig en tachtig deden jongeren mee met wat op dat moment populair was. Ze lieten zich vooral inspireren door hun favoriete artiesten. Je zag dat terug in hun kleding en gedrag. ‘Wie fan was van Stevie Wonder, zag er anders uit dan iemand die van The Rolling Stones hield. Op school waren er allemaal groepjes met hun eigen stijl. Sommige jongeren droegen lang haar, spijkerbroeken en spijkerjacks. Dat was toen mode. En als je bij het ene groepje hoorde, vond je de stijl van het andere groepje meestal maar niks. Iedereen koos een kant en jouw uiterlijk liet zien bij wie je hoorde,ʼ aldus Rolf. 

‘Als je nog verder teruggaat naar de jaren zestig en zeventig, toen ik zelf jong was, speelde muziek ook een grote rol. Je kocht platen in de platenwinkel. Op de radio had je de Top 40, een lijst van de populairste liedjes van die week. Elke week hoopte je dat jouw favoriete artiest erin stond. Een plaat kopen was iets bijzonders. Ze waren duur, dus je moest ervoor sparen. Ik was zelf fan van The Beatles. Toen ik eindelijk genoeg geld had voor een plaat van hen, liep ik trots met het tasje door de straat. Dat was een echt geluksmoment.ʼ

‘Nieuwe ontwikkelingen kun je niet tegenhouden. De tijd gaat altijd door, en als mens moet je leren om daarin mee te bewegen. Het is belangrijk om te begrijpen hoe je met die veranderingen omgaat, juist zodat je dat ook aan anderen kunt doorgeven. Er zullen in de toekomst nog veel nieuwe dingen op ons afkomen, vooral op het gebied van technologie en sociaal gedrag. Leraren van nu zullen dus ook hun eigen uitdagingen krijgen. Maar door open te blijven staan voor verandering, blijf je leren en kun je beter inspelen op wat er nodig is in het onderwijs van morgenʼ.